Sardinië vraagt om één ding: om vooral nog eens terug te komen
Volgens ons, de Reizigers, moet er eerst één groot misverstand worden weggenomen. Nee, Sardinië ligt niet vlak naast Sicilië. Weliswaar worden beide eilanden vaak in één adem genoemd, maar Sardinië ligt alles behalve ter hoogte van de ‘schoenpunt van Italië’.
Het eiland – qua oppervlakte ruim de helft van Nederland maar met niet meer dan een tiende van de inwoners – vind je midden in de Middellandse zee. En voor wie nog meer wil weten: direct onder Corsica. Nou zijn wij hier niet zo van de droge feitjes. Dus waarom vertellen wij dat? Omdat, toen we de mooie verhalen hoorden en lazen over Sardinië, wijzelf eerst ook even op moesten zoeken waar het nou eigenlijk precies ligt. Wat blijkt? Het is niet alleen per vliegtuig goed bereikbaar, maar ook met de auto. Van de hele westkust van Italië vertrekken uit diverse plaatsen (de eerste is Genova) veerboten ter grootte van cruiseschepen.
Wij Reizigers steken over bij Piombino (met Moby, kijk hier) om acht uur later in Olbia onze eerste voetstappen ooit in Sardinië te zetten. Sardegna, daar zijn we dan. Diverse indrukken doen we op: Het is er toeristisch druk en kakkerig (vooral boven Porto Cervo). Het is er heerlijk Italiaans rustiek en verlaten (er gaat maar één rijksweg dwars over het eiland). Het is er warm maar bovenal relaxed (het was lang geleden dat we op zoek moesten naar een pinautomaat of een tankstation).
De tijd van ons leven
Wij kiezen voor twee locaties: eerst de meer toeristische noordpunt, waar we neerstrijken bij Cala di Volpe om de veel duurdere logeeradresjes rond Porte Cervo en omstreken te mijden. Vervolgens steken we over naar Santa Caterine de Pittinuri, waar het eiland zijn authentieke gezicht laat zien en waardoor bovendien stadjes als Bosa en Alghero op dagtripjes afstand komen. We gaan het niet spannender maken dan nodig, dus bij deze: in ons ‘ver’ van de bewoonde wereld gelegen B & B nabij Santa Caterine de Pittinuri hadden wij Reizigers de tijd van ons leven. Het biedt alles wat wij van Italië verwachten: Mooi stadjes, fraaie natuur, rust en drukte, heerlijke strandjes met wit zand en azuurblauw water. En bovenal geweldig eten. Daarover straks meer. Laten we gewoon bij het begin beginnen.

Als je met de boot aankomt, leg je veelal aan in Olbia. En dat is weer lekker dicht bij Porto Cervo, zelfverklaard mondaine badplaats aan de Costa Smeralda. Het klinkt peperduur én dat is het ook. Met een biertje voor een tientje en de hele jetset in de jachthaven is het leuk voor even, maar meer ook niet. Het is in geen velden of wegen de Cote d’Azur. De grillige kustlijn daarentegen biedt wel prachtige baaien achter kilometersbreed, ogenschijnlijk onbegaanbaar land en voor ons de reden ons er tijdelijk te nestelen. In de reisgids ‘Italie waarheen wanneer’ lezen we: ‘De Cala di Volpe is een van de beste en exclusiefste strandsresorts aan de Costa Smeralda’. En: ‘1000 euro per dag voor accommodatie’. Oeps! Dat is een tikje te gortig toch? Nou, dat blijkt eigenlijk schromelijk overdreven – voor dat geld kun je wel twee nachten blijven! – maar het dorp heeft dezelfde naam en herbergt veel meer hotels die wel betaalbaar zijn en waar je voor een fractie van die duizend piek uitstekend terecht kunt.
Luxe, zonder dat het prijzig wordt
Nou kan het natuurlijk ook zo zijn dat wij in hotel Petra Bianca (kijk hier) in Cala di Volpe om de een of andere reden een ‘vriendenprijsje’ kregen aangeboden. Helaas helaas, heel erg waarschijnlijk is dat niet. Zo goed staan wij Reizigers er namelijk nu ook weer niet op. Maar het betekent wel dat een beetje ‘neuzen’ tussen het overvloedige aanbod geen kwaad kan. Petra Bianca – nee, it’s not in the name – is namelijk lux, waar wij best van genieten, maar niettemin heel betaalbaar. Daarbij vormen dan het zwembad-met-baaipanorama en het gratis pendelbusje naar het strand zo’n welkome aanvulling op je algehele vakantiegevoel.
Alleen, er dartelen tijdens onze aanwezigheid ’s avonds wel weer allerlei Duitse “Cinderella’s” in avondjurk rond die één ding laten zien: dat hun echtgenoot blijkbaar heel veel meer verdient dan wij en dat hij vast ook heel wat meer heeft betaald dan wij… Maar daar heb je natuurlijk verder helemaal geen last van. En tenzij je pontificaal op het plein in Porto Cervo neerstrijkt, valt er ook voor een alleszins schappelijke prijs een heel goed hapje weg te werken. De pizza met bijbehorende karaf wijn bij Pizzeria Dante (kijk hier), gezelligheid zonder ook maar enige jetset-poeha en dito portemonnee, was echt meer dan prima.
Even slikken, maar dan… genieten
Ons eigenlijke doel is de westkust. Tipje: tank wanneer het kan, want je kunt bij het doorkruisen van het eiland zo maar een uur of twee rijden zonder enige vorm van wat voor faciliteiten (inclusief géén koffie) dan ook. De laatste kilometers hobbelen wij Reizigers over een hotseknotslandweg naar Country Resort Capo Nieddu (kijk hier), globaal gezien tussen Cuglieri en Santa Caterina di Pittinuri gelegen. De eerste indruk? Niet precies waar we op gehoopt hadden.
We komen aan op een lap ogenschijnlijk dorre wijnbouwgrond. Dat was toch wat we zochten? Italiaans buitenleven. Maar eerlijk gezegd oogt het country resort van buiten meer als een opgeknapte paardenstal (wat het vroeger bij nader inzien blijkt te zijn geweest), waar we door het eerste de beste ‘dienstmeisje’ welkom worden geheten. Dat meisje blijkt overigens zo’n onvermoeibare duizendpoot, die je overal tegenkomt. Van vroeg tot laat, bij de bediening maar ook in de mssagesalon. Oeps dus.
Nu zijn eerste indrukken soms precies wat ze zijn… Eerste blikken die niet ver genoeg hebben gekeken. De heel ruime, smaakvol ingerichte kamer maakt ons iets milder, hoewel die het gevoel om liever gelijk rechtsomkeert te maken, niet wegneemt. Het terras is ook een stuk aangenamer en het zwembad fraai en verleidelijk in het landschap gepositioneerd. Waarschijnlijk heb je aan één overnachting niet genoeg om de ruwe diamant in zijn natuurlijke omgeving te ontdekken. Wij blijven er een kleine week, waarbij het resort dienst doet als uitvalsbasis voor diverse tripjes. Omdat Capu Nieddu behoorlijk eenzaam en verlaten ligt en de weg ernaar toe zeker in het donker niet eenvoudig is, zijn we ‘verplicht’ er ook ’s avonds te eten. En daar komt de ommekeer! Bij ondergaande zon en op luttele meters van je kamer wordt een geweldig diner geserveerd. Veel relaxter kun je niet genieten van wat Italië – of beter: Sardegna – culinair te bieden heeft: heerlijke wijn, heerlijke pasta. De dagen erna hoeven we ons niet af te vragen, waar we wij Reizigers ’s avonds gaan eten. Het brengt de rust die je op vakantie zoekt. Bovenal ontdekken we de westkust, in de wetenschap dat elke dag kan worden besloten met een heerlijk uurtje aan het zwembad en een zalig diner.
Het Sardijns ABC: Alghero, Bosa en Cuglieri
In het tempo van ‘professionele’ levens-genieters laten we ons het ‘dolce far niente’ welgevallen. We drinken ’s morgens koffie in Bosa, een verrassend aangenaam stadje waar het fort op 300 treden – jawel, het moet soms een zweetdruppeltje kosten – de grootste bezienswaardigheid is. In Cuglieri staat je, naast verrukkelijke wijnen (de Orassale en voluit Orassale 2013, Cannonau di Sardegna), en olijfolie, op de top van de heuvel de fonkelwitte kathedraal te wachten.
Nog noordelijker, via een soms oogverblindende slingerweg langs zee die aan de Amalfikust doet denken, ligt Alghero. Een aardig stadje maar niet, zoals vaak al te klakkeloos wordt overgeschreven, dé stad van Sardegna. En man man, wat een toeristenmassa daar! Het beneemt ons de lust heel veel meer te doen dan door de pittoreske straatjes te slenteren. Heel anders wordt het als we naar beneden afzakken. Weg zijn de toeristen. Wat overblijft zijn Italiaanse vakantiegangers.
Dat begint direct al bij Santa Caterina, waar we aan het einde van een middag verzeilt raken tussen de families die elkaar op het strandje in de baai opzoeken. Een uurtje zuidelijker wordt het echt landelijk en bijna tropisch met hagelwitte stranden en helderblauw water bij bijvoorbeeld Is Arutas (zie de foto). Eigen parasolletje meenemen is wel gewenst, want die worden niet verstrekt en de zon kan voor onze Hollandse lijven ongenadig fel schijnen. Mocht je een koelbox bij je hebben, dan is dat evenmin een overbodige luxe, want je moet er wel een beetje zelfvoorzienend zijn (niet pinnen, geen winkeltje of tankstation in de buurt). Het grappige is dat het strand en het zand van Is Arutas is vergeven van kleine stukjes kwarts. Dus zijn we een tijd zoet met het zoeken van kleine roze en groene, glasachtige steentjes.
Het is onze eerste kennismaking met Sardinië dat we voortaan zullen uitspreken, zoals de Sardiniërs zelf doen: Sardegna. In de buurt van hoofdstad Cagliari in het uiterste zuiden zijn wij Reizigers bij lange niet geweest. En ook het ongerepte noordwesten boven Sassari is nog onbekend terrein. Indrdaad, er is hier nog zoveel te zien. Dit eiland vraagt dus maar om één ding: kom nog eens terug!
(Bezocht in juli 2015)